e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hond hond: haund (Eupen, ... ), hau̯nt (Eupen), hōͅu.nt (Eupen, ... ), hoͅŭ.nt (Eupen), hoͅu̯nt (Eupen), stüpp (Eupen), stèpp: stüpp (Eupen, ... ) hond [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] III-2-1
honing honig: hǭnǝk, hǭ.nǝk (Eupen) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
hoofd hoofd: høy.t (Eupen), lits: lɛtš (Eupen) Elk van de schuin oplopende zijkanten die bij het bomen aan het kettinggaren worden gemaakt om afzakken te voorkomen. [N 39, 69] || Haupt, hoofd [ZND m] II-7, III-1-1
hoofdkaas gekreus: RhWb IV p. 1568  gəkr‧ø̄š (Eupen), hoofdkaas: høͅtkiəs (Eupen), høͅtkīs (Eupen, ... ) Gehacktes aus Kalbskopf und Kalbfleisch zusammengekocht || gehakt van kalfskop en kalfsvlees; hoofdkaas || hoofdkaas [Heem 06.2-3 (1962)] || Sülze; zult, hoofdkaas III-2-3
hoofdluis luis: lues (Eupen), lūs (Eupen), ook in ZND BrA2, 394  lūs (Eupen) luis [Willems (1885)], [ZND m] III-4-2
hoofdpijn koppijn: koͅp.īn (Eupen) ik heb hoofdpijn [ZND m] III-1-2
hoogmis hoogmis: hu.əmes (Eupen) hoogmis [RND] III-3-3
hoogsel hoogsel: hø̜xsǝl (Eupen) Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.] I-13
hoogte in een akker knip: knep (Eupen) Verhoging in een akker of hoger gelegen stuk grond. [N 11, 3b; N 11A, 130a; monogr.] I-8
hooi hooi: h˙ø̜ ̞ (Eupen) Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s] I-3