19784 |
hond |
hond:
haund (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen,
Q284p Eupen,
Q284p Eupen,
Q284p Eupen),
hau̯nt (Q284p Eupen),
hōͅu.nt (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
hoͅŭ.nt (Q284p Eupen),
hoͅu̯nt (Q284p Eupen),
stüpp (Q284p Eupen),
stèpp:
stüpp (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen)
|
hond [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
21043 |
honing |
honig:
hǭnǝk, hǭ.nǝk (Q284p Eupen)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
høy.t (Q284p Eupen),
lits:
lɛtš (Q284p Eupen)
|
Elk van de schuin oplopende zijkanten die bij het bomen aan het kettinggaren worden gemaakt om afzakken te voorkomen. [N 39, 69] || Haupt, hoofd [ZND m]
II-7, III-1-1
|
20767 |
hoofdkaas |
gekreus:
RhWb IV p. 1568
gəkr‧ø̄š (Q284p Eupen),
hoofdkaas:
høͅtkiəs (Q284p Eupen),
høͅtkīs (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen)
|
Gehacktes aus Kalbskopf und Kalbfleisch zusammengekocht || gehakt van kalfskop en kalfsvlees; hoofdkaas || hoofdkaas [Heem 06.2-3 (1962)] || Sülze; zult, hoofdkaas
III-2-3
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
lues (Q284p Eupen),
lūs (Q284p Eupen),
ook in ZND BrA2, 394
lūs (Q284p Eupen)
|
luis [Willems (1885)], [ZND m]
III-4-2
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koͅp.īn (Q284p Eupen)
|
ik heb hoofdpijn [ZND m]
III-1-2
|
23277 |
hoogmis |
hoogmis:
hu.əmes (Q284p Eupen)
|
hoogmis [RND]
III-3-3
|
26374 |
hoogsel |
hoogsel:
hø̜xsǝl (Q284p Eupen)
|
Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.]
I-13
|
33648 |
hoogte in een akker |
knip:
knep (Q284p Eupen)
|
Verhoging in een akker of hoger gelegen stuk grond. [N 11, 3b; N 11A, 130a; monogr.]
I-8
|
22164 |
hooi |
hooi:
h˙ø̜ ̞ (Q284p Eupen)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|