22371 |
schommel |
schokkel:
schokkel (Q119p Eygelshoven),
schokkel mit ee plenkschke vuur ôp te zitte (Q119p Eygelshoven),
sjokkel (Q119p Eygelshoven, ...
Q119p Eygelshoven)
|
Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || Schommel. || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
šuəl (Q119p Eygelshoven)
|
school [RND]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
ṣu.əlkɛ.iŋər (Q119p Eygelshoven)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
schuppe (Q119p Eygelshoven)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
26112 |
schoren |
schoren:
šōrǝ (Q119p Eygelshoven)
|
De twee schuine steunbalken die ter versteviging tussen bovenbalk en staander zijn aangebracht. Zie ook afb. 196. [N G, 62d]
II-12
|
19506 |
schotel |
schotel:
bijvoorbeel kouw sjöttel= koude schotel
sjöttel (Q119p Eygelshoven),
een groot bord uit aardewerk (bruin0
sjottel (Q119p Eygelshoven)
|
schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19508 |
schoteltje |
ondertasje:
ōngerteske (Q119p Eygelshoven),
schoteltje:
sjöttelke (Q119p Eygelshoven)
|
schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
sjówer (Q119p Eygelshoven),
tsoeke mit de sjówwere (Q119p Eygelshoven)
|
Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31546 |
schraapstaal |
schraapstaal:
šrapštǭl (Q119p Eygelshoven),
ziehklinge:
tsīkliŋ (Q119p Eygelshoven)
|
Klein, stalen blad, drie- of vierhoekig van vorm en met scherpe kanten, dat dient om hout glad te maken. Het schraapstaal wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper werkt er bijvoorbeeld de buitenkant van het vat glad mee af. Zie ook het lemma ɛde buitenwand gladschavenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper.' [N E, 45a; N G, 12; N 53, 151a; A 32, 3b; monogr.]
II-12
|
21368 |
schreeuwen |
keken:
kēǝkǝ (Q119p Eygelshoven),
kwieken:
kwīkǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|