e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenklok duivenklok: doeveklok (Eys), duivenuur: (v.).  d‧uvə‧uər (Eys), klok: klok teruukbringe (Eys), uur: me.t˃ də ‧uər goͅ.a (Eys) de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)] || de klok van de speler? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenkweker duivenpiet: doevepiet (Eys), fokker: (m.).  foͅ.kər (Eys) een persoon die duiven houdt om te kweken en te verkopen? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenmand duivenkorf: doeve kurf (Eys), korf: (m. (= een gewone korf).  køͅ.rəf (Eys), (m.).  køͅ.rəf (Eys) Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)] || Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenmelker duivenliefhebber: (m.).  d‧uvəl‧īph‧ābər (Eys), duivenpiet: doevepiet (Eys, ... ) een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)] III-3-2
duivenslag duivenslag: doeveslaag (Eys), slag: (m.).  šlā.x (Eys) de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] III-3-2
duiventoren duiventoren: doefetoere (Eys), (m.).  d‧uvətu.ər (Eys) een duiventoren (op vroegere kasteel- of kloosterhoeven)? [N 93 (1983)] III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duif: doef (Eys), zij: zej (Eys), zēͅ˃i̯ (Eys) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)] III-4-1
duizelig dol: dø͂ͅ.l (Eys), duizelig: duuzelig (Eys), dyzəlech (Eys) Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizelig zijn draaien, de kop draait mich: dər koͅ.p driənt mech (Eys) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: WLD  doezendpoeët (Eys) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2