e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
te veel voederen te veel voederen: tə v".l v‧ōrə (Eys), Opm. invuller noteert hier "voere"(voor voederen), en niet "voore"!  te vael voere (Eys) Hoe heet verder in Uw dialect: te veel voederen? [N 93 (1983)] III-3-2
te weinig voederen te weinig voederen: tə w‧iənex v‧ōrə (Eys), Opm. invuller noteert hier "wienig"(voor weinig), en niet "winnig"(zoals antwoord bij vraag 161!).  te wienig gevoord (Eys) Hoe heet verder in Uw dialect: te weinig voederen? [N 93 (1983)] III-3-2
teek teek: WLD  teek (Eys) teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)] III-4-2
teeldriftig dekrijp: dękrīǝp (Eys) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het mannelijk varken. [A 43, 20b; monogr.] I-12
teen teen: tīējen (Eys), tīējene (Eys), tīən (Eys) teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)] III-1-1
tegelsnijder tegelsnijder: tēgǝlšniǝr (Eys) Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a] II-9
tegeltang steentang: štētaŋ (Eys) Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b] II-9
tegelzetter tegelzetter: tegelzetter (Eys) Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e] II-9
tegen de bal schoppen schoppen: schoppen (Eys), stoten: sjtuətə (Eys), treden: treͅanə (Eys) Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)] III-3-2
tegencilinder tegencilinder: tę.agǝsil˙endǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) De tegencilinder van de schudgootmotor. De invuller uit Q 15 merkt daarover op dat de tegencilinder alleen een luchtinlaat had. De lucht werd dus gecomprimeerd bij de optrekkende slag van de motor en gaf tegendruk om het geheel weer in de beginstand te brengen wanneer de motor de neergaande slag maakte. Soms werd een tegenmotor gebruikt als tegencilinder. De opgaven "bletser" van dezelfde respondent is terug te voeren op het feit dat zo''n tegencilinder een keffend geluid maakte. [N 95, 629; N 95, 613] II-5