23710 |
geloofd zij jezus christus |
christelijke groet:
christellike groet (Q202p Eys)
|
De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23320 |
gelooven |
geloven:
gleuve (Q202p Eys)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
gluive (Q202p Eys)
|
Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24153 |
geluid van de patrijs |
keken:
kēͅ.əkə (Q202p Eys),
kierewieten:
kierewiete (Q202p Eys),
roepen:
r‧ōpə (Q202p Eys)
|
het geluid van de patrijs (kierewieten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
donderen:
dondere (Q202p Eys),
roebelen:
roebele (Q202p Eys),
rubələ (Q202p Eys),
r‧ubələ (Q202p Eys),
rommelen:
rommele (Q202p Eys)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19273 |
gelukken |
gelukken:
gelukt (Q202p Eys),
lukken:
lukke (Q202p Eys),
lø.kə (Q202p Eys)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
een die alles naloopt:
m.
eͅ.ŋə d‧ɛm ‧aləs n‧oͅalø.pt (Q202p Eys),
geluksvogel:
geluksvoegel (Q202p Eys),
m.
gəlø.ks˃vu.əgəl (Q202p Eys)
|
iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemĕkkelig (Q202p Eys),
gəmekkəlich (Q202p Eys),
gəmeͅ.kəlex (Q202p Eys),
op zijn gemak:
op zie gəmaak (Q202p Eys)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
19226 |
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken |
dat komt goed uit:
da.t kø.nt˃ go.t ˂ū.t (Q202p Eys),
gemakkelijke manier:
v.
gəmeͅ.kəlegə mən‧ēər (Q202p Eys),
pas:
pas (Q202p Eys)
|
de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24850 |
gemalen schors |
looi:
loe (Q202p Eys)
|
Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)]
III-4-3
|