e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oppoken opstoken: opštȳǝkǝ (Eys) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1
opproppen bezetten: bǝzę.tǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]) Een met springstof gevuld gat door middel van een waterpatroon of een van steenstof of leem gemaakte prop afsluiten. [N 95, 404; monogr.; Vwo 15; Vwo 48; Vwo 126; Vwo 177; Vwo 569; Vwo 571] II-5
oprecht eerlijk: ‧iərlək (Eys), rechtuit: reg oet (Eys), serieus: s‧eͅrəi̯‧ø̄s (Eys) alles bedoelend zoals gezegd wordt, welmenend [rechtzinnig, oprecht] [N 85 (1981)] III-1-4
oprispen boeren: bōēre (Eys), oprupsen: oprupsche (Eys), oprŭpsje (Eys), opstoten: opštu.ətə (Eys), rupsen: röpsje (Eys) Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)] || Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] || Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)] || oprispen [SGV (1914)] III-1-2
oprit een bergje op: ə b‧ɛrəxškə o.p (Eys), oplopende weg: oplopende weg (Eys) een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)] III-3-1
opscheppen opscheppen: opschuppe (Eys), stuiten: Van Dale: III. stuiten, (gew.) pochen, bluffen, snoeven, opsnijden.  šty(3)̄.tə (Eys, ... ), zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zwetze (Eys, ... ) een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)] || zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
opschuiven op een zij schuiven: o.p eͅ.ŋ zii̯ šy(3)̄və (Eys), schuiven: schuuve (Eys) Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] III-1-2
opslagplaats voor brood broodzimmer: brūǝtzemǝr (Eys) Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e] II-1
opspelen opspelen: opspiele (Eys), uitvallen: ū.t˃v‧alə (Eys) zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)] III-1-4
opsteker opsteker: ǫpštęi̯kǝr (Eys) Degene die het hooi met de oogstgaffel opsteekt naar de optasser op de wagen. [N 14, 121a; A 34, 3a] I-3