21303 |
buskruit |
buskruit:
buskroet (Q202p Eys),
pulver (<lat.):
polefer (Q202p Eys),
(m.).
p‧oͅləfər (Q202p Eys)
|
buskruit [SGV (1914)] || licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bussel:
bøsǝl (Q202p Eys)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
21702 |
buur |
nabuur:
naober (Q202p Eys),
(m.).
n‧oͅabər (Q202p Eys)
|
iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20223 |
buurman |
buurman:
buurman (Q202p Eys),
nabuur:
naober (Q202p Eys),
noaber (Q202p Eys),
(m.).
n‧oͅabər (Q202p Eys)
|
buurman [SGV (1914)] || buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24063 |
buurmeisjes van een gestorven kind |
lieve-vrouwemeidjes:
lieve vrouwemeadjes (Q202p Eys)
|
De buurmeisjes van een gestorven kind [Lievevrouwemeisjes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20241 |
buurt |
buurt:
buurt (Q202p Eys),
(v.).
by.ərt (Q202p Eys),
nabuurschap:
in de noabersjaf (Q202p Eys),
(v.).
n‧oͅabərša.f (Q202p Eys),
wijk:
wiëk (Q202p Eys)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
de ganse avond muilen en pijpen:
(geen vaste uitdrukking).
dər ga.nsə ‧oͅavənt m‧ulə ɛn pī.pə (Q202p Eys),
gezellige avond (zn.):
gezellige aovende (Q202p Eys)
|
de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22411 |
caleidoscoop |
kijkdoos:
kiekdoes (Q202p Eys)
|
Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23398 |
calvarieberg op het kerkhof |
kruisgroep:
kruutsgroep (Q202p Eys)
|
De beeldengroep op het kerkhof, bestaande uit Jezus aan het kruis en aan weerskanten daarvan Maria en Johannes [Calvariegroep, kruisgroep, Calvarieberg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21144 |
calèche |
calche (fr.):
kalès (Q202p Eys)
|
een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)]
III-3-1
|