17692 |
kwijl |
zever:
zeiver (L371a Geistingen)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
23580 |
kyrie eleison |
kyrie:
kiriej (L371a Geistingen)
|
Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
laag:
lǭx (L371a Geistingen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
et leste evangelie (L371a Geistingen)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
leste oordeil (L371a Geistingen)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
zomp:
zomp (L371a Geistingen)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
zure band:
zōr bɛ̜̃ŋ (L371a Geistingen)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
18147 |
lam |
lammetje:
lɛmkǝ (L371a Geistingen),
mettetje:
mɛtǝkǝ (L371a Geistingen),
schaapje:
šø̜̄pkǝ (L371a Geistingen)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
17610 |
lange neus |
lange neus:
lang naas (L371a Geistingen)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33074 |
langgerekt hok |
hoop:
hǫu̯p (L371a Geistingen)
|
De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.]
I-4
|