23574 |
blaasbalg van het orgel |
blaasbalg:
blaosbalg (L371a Geistingen)
|
De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18096 |
blaasontsteking |
kou op de blaas:
koj op de bloas (L371a Geistingen)
|
Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis, krelkespis, kou op de blaas). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
28649 |
bladhoning |
bladhoning:
blāthōneŋ (L371a Geistingen)
|
Het zoete, kleverige vocht op takken en bladeren, afkomstig van bepaalde luizen, dat de bijen soms naar hun korven of kasten brengen. Bladhoning is vaak zeer donker van kleur. In drachtpauzes kan bladhoning de bijen soelaas bieden. [N 63, 113; N 63, 112b; monogr.]
II-6
|
28455 |
blanke raat |
maagdenwas:
māxdǝwas (L371a Geistingen)
|
De in mei gemaakte blanke of maagdelijke raat of raten die nog niet voor broeden hebben gediend. De raat is nog wit van kleur. [N 63, 13f]
II-6
|
18137 |
blauw oog |
blauw oog:
blauw oog (L371a Geistingen),
Evt. gêêl / greun ... n.a.v. "verkleuring".
blauw oûg (L371a Geistingen)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
29612 |
blauwe klei |
pannenleem:
panǝlē̜i̯m (L371a Geistingen)
|
De blauwe klei in het algemeen en de klei die onder het veen zit in het bijzonder. [N 27, 19b; N 27, 44]
I-8
|
17986 |
bleek |
bleek:
bleik gezicht (L371a Geistingen),
hij is zoea bleik (L371a Geistingen),
hè is zoeë bleik (L371a Geistingen),
è is zoeò bleik (L371a Geistingen)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
34110 |
bles |
bles:
blɛs (L371a Geistingen)
|
Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b]
I-11
|
18109 |
blikaars |
uitslag:
oetslaag (L371a Geistingen)
|
Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker, blik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
34097 |
bloedaders |
bloedaderen:
blōtǭrǝ (L371a Geistingen)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|