e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L371a plaats=Geistingen

Overzicht

Gevonden: 2251
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bilzekruid bilzekruid: -  bilzəkroêd (Geistingen) bilzekruid [DC 60a (1985)] III-4-3
binder binder: bęnjǝr (Geistingen) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnenstebuiten achterstevoor: echersteveur (Geistingen), binnenstebuiten: binnesteboeten (Geistingen) Binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws, (van) links] [N 114 (2002)] III-1-3
bioscoop cinema: Cf. sinema speulen: doen alsof.  sinema (Geistingen), cinemazaal: cinemazaal (Geistingen) [Cinema]. || het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema] [N 112 (2006)] III-3-2
bisdom bisdom: bisdóm (Geistingen) Een bisdom of diocees. [N 96D (1989)] III-3-3
bisschop bisschop: bisjop (Geistingen) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
bit gebit: gǝbē.t (Geistingen) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen ringen: reŋ (Geistingen) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10
bitstang stang: staŋ (Geistingen) De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42] I-10
blaar blaar: bloar (Geistingen, ... ) een blaar (wanneer men zich heeft verbrandt) [ZND 32 (1939)] || een blaar in de handen door het vasthouden van een werktuig, bv. een hamer [ZND 32 (1939)] || een blaar onder de voeten, door het gaan veroorzaakt [ZND 32 (1939)] III-1-2