22341 |
met de vlakke hand op iemands rug slaan |
houwen:
hauwe (Q021p Geleen)
|
Met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25534 |
met een bepaalde kleur |
bleek:
blęjk (Q021p Geleen)
|
Als de bloem vaal is of geen bruine kleur krijgt, wordt ze "bleek" genoemd. De woordtypen "gebleekt meel", "bleke bloem", "gebleekte bloem" en "gebleekte" wijzen op het feit dat de meelmaker de kleur van de bloem kan be√Ønvloeden door bleken of door toevoeging van chemicaliën. [N 29, 16]
II-1
|
22641 |
met een drijftol spelen |
kokkerallen:
kokkeralle (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
kokkerallen (Q021p Geleen),
kókkeralle (Q021p Geleen),
kokkerellen:
kokkerellen (Q021p Geleen)
|
een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
dop opzetten:
den dop opzetten (Q021p Geleen),
doppen:
dobbe (Q021p Geleen),
kokkerallen:
ziet men hier niet meer
kókkeralle (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [een stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
17946 |
met grote stappen lopen |
stappen:
sjtappe (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
stappen maken:
sjtêp make (Q021p Geleen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20570 |
met kleine hapjes eten |
busselen:
bössele (Q021p Geleen),
moffelen:
móffələ (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bizǝ (Q021p Geleen)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
22347 |
met sneeuwballen gooien |
sneeuwballen smijten:
sjneebel sjmiete (Q021p Geleen)
|
Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17969 |
met snelheid over iets heen vliegen |
duiken:
duke (Q021p Geleen),
duuke (Q021p Geleen),
schieten:
sjeete (Q021p Geleen)
|
vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22793 |
met vuur spelen |
vonkelen:
vunkele (Q021p Geleen)
|
Met vuur spelen.
III-3-2
|