e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weerlichten weerlichten: waerleechte (Geleen), waerleegte (Geleen), wéérleechte (Geleen), ət wéérleech (Geleen) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: waerleech (Geleen), zeebrand: zeeébrantj (Geleen) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weersgesteldheid weer: weer (Geleen), wèer (Geleen), wèr (Geleen), ps. boven de ‰ staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken.  wēr (Geleen) weer [DC 03 (1934)] III-4-4
weerwolf weerwolf: wĕĕrwouf (Geleen) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
wees wees: weis (Geleen) wees [SGV (1914)] III-2-2
weesgegroet weesgegroet: de weesgegroet (Geleen) Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)] III-3-3
weesgegroetkralen kleine kraaltjes: klein krelkes (Geleen) De Weesgegroet-kralen (53 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3
weg weg: wɛx (Geleen) weg [RND] III-3-1
wegbereiders van de processie bijlenmannen: bielemen (Geleen) De groep (militairen, leden van de schutterij) die in de processie vooruit loopt en de eventuele hindernissen opruimt die de processie op haar weg vindt [bielemaander, bielemennekes]. [N 96C (1989)] III-3-3
weggrissen graaien: graaje (Geleen), jatten: jatte (Geleen), schoppen: sjoepe (Geleen), snappen: sjnàppe (Geleen), strietsen: sjtritsje (Geleen) grissen: Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien). [N 84 (1981)] III-1-2