e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte berg: ook een heuvel is een berg).  berg (Geleen), bobbel: eine bobbel (Geleen), heuveltje: ən heuvelke (Geleen) heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] III-4-4
hevige slag slag: sjlaag (Geleen, ... ), veeg: vaeg (Geleen) een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)] III-4-4
hiel hak: hak (Geleen), vers: vaesch (Geleen), vaesj (Geleen, ... ), veesj (Geleen) hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hiel, hak [SGV (1914)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1
hiernamaals leven hierna: laeven ienao (Geleen) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hae aardt nao zie vader (Geleen), he aard noa sie vader (Geleen) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen gijgen: giegen (Geleen), hijgen: hiege (Geleen, ... ), Uitdr.: hae hieg wie e paerd.  hiege (Geleen) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] || Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen hijgen: hiegen (Geleen), ratelen: ròtele (Geleen), rochelen: raochele (Geleen) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2
hik hik: hik (Geleen, ... ) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinderen hinderen: hinjeren (Geleen) hinderen [SGV (1914)] III-3-1
hinkelen hinken: hënken (Geleen), énke (Geleen) hinkelspel [VC 10] || Hinkspel. III-3-2