e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knecht knecht: nuje knecht (Geleen) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht voor het ondergronds toilet kiebelmajoor: kibǝlmajōr (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De man die ondergronds de W.C.-tonnen moest verwisselen. [monogr.; N 95, 77 add.] II-5
knecht, algemeen knecht: knęxt (Geleen) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden botter kneden: [botter] knēi̯ǝ (Geleen), kneden: knaǝi̯ǝ (Geleen), knēi̯ǝn (Geleen) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen duwen: duuje (Geleen), pitsen: pitsjen (Geleen), wringen: vrènge (Geleen) knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen pitsen: pitsje (Geleen, ... ), (= pijn doen).  pitsjen (Geleen) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
knepper, petard knepper: knɛpǝr (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]) Schietgat dat geladen is met één patroon. Een "knepper" wordt voornamelijk gebruikt om een harde brok gesteente van kleine omvang te verbrijzelen. Wat betreft het woordtype "pétard", deze term wordt volgens de studies van Defoin en Vanwonterghem weliswaar onder andere ook omschreven als "hulpschot", maar wordt volgens Haust (pag. 159) toch vooral in de hierboven beschreven betekenis gebruikt: "petite mine de cm 30 à cm 40 de profondeur, servant à dégager la roche. [N 95, 440; monogr.; Vwo 594] II-5
knepperen knepperen: knɛpǝrǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Domaniale]) Schieten met één boorgat en één patroon om resten van steen in de zijwand te verwijderen (Loontjens pag. 35). [N 95, 412; monogr.] II-5
kneuzen blutsen: blötsjen (Geleen), WLD  blätsje (Geleen) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
knie knie: kne.j (Geleen), knee (Geleen, ... ) knie [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)] III-1-1