19289 |
lastig zijn |
lastig zijn:
lestig zien (Q021p Geleen),
vervelen:
vervaĕle (Q021p Geleen)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21812 |
lastigvallen |
ophouden:
eemes ophawte (Q021p Geleen),
storen:
sjtùâêre (Q021p Geleen)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17814 |
laten |
laten:
loaten (Q021p Geleen)
|
laten [SGV (1914)]
III-1-2
|
22076 |
laten uitvliegen |
laten uitvliegen:
laote oetvleege (Q021p Geleen),
uitlaten:
oetlaote (Q021p Geleen)
|
Hoe zegt men: de duiven eens laten uitvliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23752 |
laten wijden |
inwijden:
inwieje (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
laten wijden:
wieje laote (Q021p Geleen),
wijden:
wieje (Q021p Geleen),
zengenen:
zaengene (Q021p Geleen)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25226 |
lauw weer |
lauw (weer):
law (Q021p Geleen),
poem weer:
poemwaer (Q021p Geleen)
|
loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25036 |
lawaai maken |
batteren:
battere (Q021p Geleen),
schandalen:
sjèndale (Q021p Geleen),
spektakelen:
sjpektakele (Q021p Geleen)
|
lawaai maken || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25035 |
lawaai, herrie |
gedoens:
gedoons (Q021p Geleen),
schandaal:
sjèndaal (Q021p Geleen),
spektakel:
sjpektakel (Q021p Geleen)
|
een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || herrie, lawaai
III-4-4
|
19391 |
ledikant |
bedstad:
ouderwets houten ledikant
beͅtštāt (Q021p Geleen)
|
ledikant
III-2-1
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouder:
geer lopt nog flink veur emes van euren
awwer (Q021p Geleen),
geer lopt nog flink veur eine van euren
awwer (Q021p Geleen)
|
U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)]
III-2-2
|