e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

Gevonden: 5298
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bluts bluts: blötsj (Geleen, ... ), fok: n fōēk (Geleen) Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen blutsen: blötsje (Geleen, ... ), een bluts krijgen in: ein blötsj in kriege (Geleen), knotsen: knautse (Geleen) Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen, van een appel bletsen: WLD  blätsje (Geleen), blutsen: blötsjen (Geleen), geblutst: eigen spellingsysteem  geblötsjt (Geleen) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] I-7
bobbel, kleine verhevenheid knobbel: knŏbbel (Geleen), knôbbel (Geleen) een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)] III-4-4
bochel hoge rug: enne hôôge rök (Geleen), pokkel: poakel (Geleen), pokkel (Geleen), pŏkkel (Geleen) bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)] III-1-2
bochtstuk bocht: bǫx (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]) Bochtstuk van een buisleiding. [N 95, 562; monogr.; Vwo 145; Vwo 260; Vwo 308] II-5
bod <omschr.> is geboden: is gebaoe (Geleen) de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)] III-3-1
bodem bodem: bǭm (Geleen  [(mv bø̜m)]  ) De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.] I-13
bodemmes bodemmes: bǭmmɛts (Geleen), lang snijmes: laŋk šnīmɛts (Geleen) Licht gebogen, aan beide zijden snijdend mes met lange steel, dat met name wordt gebruikt om de ruw bewerkte bodem van de geheulde klomp bij te snijden en glad af te werken. Zie ook afb. 244. [N 97, 22; N 97, 25; A 29a, 8a-b; A 29a, 11a-b; Bakeman 9; monogr.] II-12
boek boek: book (Geleen) boek [SGV (1914)] III-3-1