19325 |
koppig |
koppig:
ook materiaal znd 28, 31
keppig (P186p Gelinden)
|
koppig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33964 |
kordeel, hotlijn |
kordeel:
kǝrdę(i̯)l (P186p Gelinden),
lijn:
lęi̯n (P186p Gelinden)
|
Riem die of touw dat aan de korte teugel (cf. lemma Loenje) is vastgemaakt en door de voerman in de hand gehouden wordt. Als de voerman aan die lijn trekt, draait het paard naar links (haar), als hij er zachte rukjes aan geeft, draait het paard naar rechts (hot). Meestal wordt de gewenste richting van het paard echter vooral met commando''s aangegeven. [JG 1a, 1b; N 13, 29 en 32]
I-10
|
20109 |
korenbloem |
blauwe kol:
blǫu̯ǝ kol (P186p Gelinden)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
33092 |
korenmijt zetten |
maken:
mǭ.kǝ (P186p Gelinden)
|
Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
32536 |
korf |
korf:
kørǝf (P186p Gelinden)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.]
II-12
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
kornoelje:
kərnoel (P186p Gelinden)
|
kornoelje [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
26630 |
kortmeel |
kort:
kǫt (P186p Gelinden)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|
34520 |
kortwieken |
afsnijden:
āfsnēi̯ǝ (P186p Gelinden),
inkorten:
ęi̯nkotǝ (P186p Gelinden)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
21657 |
kosten |
gaan:
ps. omgespeld volgens IPA.
wá gon də kurrə (P186p Gelinden)
|
Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21339 |
kostganger |
logeur (<fr.):
logeur (P186p Gelinden)
|
een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|