20132 |
loops |
lopig:
løi̯pex (P186p Gelinden),
løi̯pəx (P186p Gelinden)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
schuət (P186p Gelinden)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
lopə (P186p Gelinden),
loupə (P186p Gelinden),
lǫu̯pǝ (P186p Gelinden)
|
de jongens lopen op stelten (stok met voetplankje) [ZND 07 (1924)] || lopen [ZND 25 (1937)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
25217 |
luchtx |
lucht:
ps. omgespeld volgens Frings.
loͅx (P186p Gelinden, ...
P186p Gelinden)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
kretsje:
kretske (P186p Gelinden, ...
P186p Gelinden,
P186p Gelinden,
P186p Gelinden),
krɛtskə (P186p Gelinden, ...
P186p Gelinden,
P186p Gelinden,
P186p Gelinden),
stekje:
stekske (P186p Gelinden, ...
P186p Gelinden,
P186p Gelinden),
stɛkskə (P186p Gelinden, ...
P186p Gelinden,
P186p Gelinden)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
leujə (P186p Gelinden)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
mensen:
də minsə zeͅn vandoag allemol eͅn tvāelt eͅn antnɛjə (P186p Gelinden)
|
De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
schreeuwen:
ook materiaal znd 28, 53
schriəve (P186p Gelinden)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
de klok ləje (P186p Gelinden)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden:
’t is ijn an ’t lije (P186p Gelinden)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|