e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een priktol bovenhands uitwerpen kappen: kappe (Genk) een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen] [N 112 (2006)] III-3-2
een redcel aanzetten nooddop(pen) zetten: nuǝt˱dɛp zętǝn (Genk) Het uitbouwen van een werkstercel tot een koninginnedop of moerdop in geval van plotselinge moerloosheid. Een werkbijlarve moet dan koningin worden. Ze wordt gevoerd met koninginnevoedsel. [N 63, 61c] II-6
een riek mest riek (mest): rek (Genk) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een stijl aanpunten (stempels) aanspitsen: (stempels) aanspitsen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een houten stijl aan de onderzijde voorzien van een spitse punt. Op deze wijze zal de stijl onder invloed van de dakzakking niet breken, maar aan de punt omkrullen waardoor hij korter wordt. Het woordtype "doppen" (Q 121, Q 121c) is met name van toepassing op het bijkappen van de bovenkant van stijlen. Dat gebeurde wanneer een op maat gekapte stijl bij het plaatsen iets te strak bleek te zitten. Omdat het echter gemakkelijker, maar ook verboden was om de aangepunte onderkant van de stijl te bewerken, is het begrijpelijk dat deze term ook bij het aanpunten werd gebruikt. De plaatselijke term voor "stijl" en "stempel", het object van deze handeling, vindt men in het lemma Stijl. [N 95, 325; N 95, 308; monogr.] II-5
een tol op de hand laten draaien scheppen: scheppe (Genk) een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 112 (2006)] III-3-2
een veiligheidslamp aansteken aansteken: aansteken (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]) Een veiligheidslamp met behulp van het ontstekingsmechanisme aansteken. [N 95, 250; monogr.] II-5
een verkoudheid hebben een kou hebben: ich heb n ka op de borst (Genk), ich hè ne kaa up de borst (Genk) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-2
een veulen werpen veulingen: vīǝ.leŋǝ (Genk) Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52] I-9
een weide scheuren groes omdoen: grǫu̯s˱ [omdoen] (Genk), scheuren: šīǝ.rǝ (Genk) Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.] I-1
een wind laten een veest laten: ne viehst lótte (Genk), poepen: i.e. veesten laten (veest: sjieht / scheet / prot(s)).  poehpe (Genk) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)] || wind laten [N 10c (1995)] III-1-1