e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laagliggende akker platte akker: platǝ akǝr (Genk) Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8
laagte in een akker zonk: zōŋk (Genk) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap dal: dōl (Genk), holte: hōlt (Genk), laagte: lixtǝ (Genk), līxtǝ (Genk), zonk: zuŋk (Genk) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) bot: bot (Genk), stevel: De informant heeft altijd het meervoud gehoord.  stievels (Genk), Du. Stiefel.  stiehvel (Genk) laars || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3
laarzenschacht tige (fr.): Op zn frans.  tige (Genk) Kent u het woord schacht (of schaft), wat betekent het, hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)] III-1-3
labiel geplaatste ondersteuning ratteval: ratǝval (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]) Een labiel geplaatste ondersteuning, een ondersteuning die dreigt het te begeven. [N 95A, 10; monogr.] II-5
ladderafdeling leren: leren (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Het gedeelte van de schacht waar men door middel van ladders de ondergrond kan bereiken. De ladderafdeling wordt uit veiligheidsoverwegingen aangelegd. Hij wordt gebruikt wanneer het kooivervoer uitvalt. Uit de opmerkingen van de invuller uit Q 15 blijkt dat dit niet vaak is voorgekomen; genoemde zegsman heeft het op de mijn Maurits alleen meegemaakt tijdens een bombardement in de Tweede Wereldoorlog. [N 95, 87; monogr.] II-5
ladderboom boom: bō.m (Genk), (mv)  b˙ēm (Genk) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade: lādə (Genk), lāi̯ (Genk), lōͅi̯ (Genk), tafellade: tofəlloi̯ (Genk), tofəllōͅi̯ (Genk), tŏfəloj (Genk), tôfəloi (Genk) een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] || tafellade III-2-1
laden laden: lǭi̯.ǝ (Genk) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10