33649 |
laagliggende akker |
platte akker:
platǝ akǝr (Q003p Genk)
|
Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
zonk:
zōŋk (Q003p Genk)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
dal:
dōl (Q003p Genk),
holte:
hōlt (Q003p Genk),
laagte:
lixtǝ (Q003p Genk),
līxtǝ (Q003p Genk),
zonk:
zuŋk (Q003p Genk)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
bot (Q003p Genk),
stevel:
De informant heeft altijd het meervoud gehoord.
stievels (Q003p Genk),
Du. Stiefel.
stiehvel (Q003p Genk)
|
laars || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
tige (fr.):
Op zn frans.
tige (Q003p Genk)
|
Kent u het woord schacht (of schaft), wat betekent het, hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
27902 |
labiel geplaatste ondersteuning |
ratteval:
ratǝval (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Domaniale])
|
Een labiel geplaatste ondersteuning, een ondersteuning die dreigt het te begeven. [N 95A, 10; monogr.]
II-5
|
28268 |
ladderafdeling |
leren:
leren (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Het gedeelte van de schacht waar men door middel van ladders de ondergrond kan bereiken. De ladderafdeling wordt uit veiligheidsoverwegingen aangelegd. Hij wordt gebruikt wanneer het kooivervoer uitvalt. Uit de opmerkingen van de invuller uit Q 15 blijkt dat dit niet vaak is voorgekomen; genoemde zegsman heeft het op de mijn Maurits alleen meegemaakt tijdens een bombardement in de Tweede Wereldoorlog. [N 95, 87; monogr.]
II-5
|
34581 |
ladderboom |
boom:
bō.m (Q003p Genk),
(mv)
b˙ēm (Q003p Genk)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
lādə (Q003p Genk),
lāi̯ (Q003p Genk),
lōͅi̯ (Q003p Genk),
tafellade:
tofəlloi̯ (Q003p Genk),
tofəllōͅi̯ (Q003p Genk),
tŏfəloj (Q003p Genk),
tôfəloi (Q003p Genk)
|
een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] || tafellade
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lǭi̯.ǝ (Q003p Genk)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|