19094 |
futloze jongen |
klaas:
dat es ne klaos (Q003p Genk),
lummel:
o doe limmel (Q003p Genk),
penenzeiker:
o wat ’ne péemezeker (Q003p Genk),
zebedeus:
’n zebedeus (Q003p Genk)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
28225 |
gaaskap |
zift:
zeft (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
De gaaskap of gaaskorf die zich onder de kooi van de veiligheidslamp bevindt. [N 95, 247; monogr.]
II-5
|
28925 |
gaatjestang |
knoopsgatentang:
knoopsgatentang (Q003p Genk)
|
Met deze tang maakte men door middel van een holpijpje aan de bovenste zijde van de tang of door middel van een wieltje met verschillende holpijpjes ronde gaatjes voor de knoopsgaten. De informant van L 416 had een tang met 6 tandjes om verschillende gaten te maken. De informant van Q 198 kende geen gaatjestang. [N 59, 30a]
II-7
|
21557 |
gadeslaan? |
gadeslaan:
zeͅn zokke goͅj slūn (Q003p Genk)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22733 |
gaffel |
gaffel:
gaffel (Q003p Genk),
gaffel enger zetten (Q003p Genk),
vork:
vork enger zetten (Q003p Genk),
Cfr. gaffel [2. De twee voorste kegels in het kegelspel; linkse of rechtse gaffel].
vèrk (Q003p Genk)
|
2. De twee voorste kegels in het kegelspel; linkse of rechtse gaffel. || 3. Gaffel in het kegelspel. || Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
24547 |
gagel |
mottenkruid:
of mottekruid
mottekroud (Q003p Genk)
|
gagel
III-4-3
|
26073 |
galerij |
voie/vôye:
vuj (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Mijngang in de kool of het gesteente, nagenoeg volgens de strekking van de koollaag. De invuller uit Q 15 merkt daarover voor de mijn Maurits op dat een galerij evenwijdig aan de laag of door de laag werd gedreven. Een evenwijdig aan de laag gedreven gang, een steengalerij, kon dienst doen als watergalerij. Galerijen in de laag konden zowel "toevoergalerij" als "afvoergalerij" zijn. Soms was een "afvoergalerij" later de "toevoergalerij" voor een andere pijler in diezelfde laag, terwijl het omgekeerde ook kon voorkomen. [N 95, 372; N 95, 383; monogr.; Vwo 69; Vwo 332; Vwo 845]
II-5
|
21314 |
galgenaas |
smeerlap:
smīrlap (Q003p Genk)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
23265 |
galmgaten |
galmgaten:
de galmgoətte (Q003p Genk)
|
Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|