18737 |
jongenshemd? |
onderlijfje:
onərleifke (Q003p Genk)
|
Onderhemd voor jongens. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van jongens? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18735 |
jongensonderbroek? |
onderbroek:
onərbruk (Q003p Genk)
|
Onderbroek voor jongens. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
20334 |
jongste kind |
jongste:
jungste (Q003p Genk),
nakomertje:
nokoehmerke (Q003p Genk)
|
jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)] || nakomertje
III-2-2
|
21335 |
jood |
jood:
enə jūt, twī judə (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
ne joed, joede (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
ne joed, twie joedden (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
enə žydas (Q003p Genk),
ne judas (Q003p Genk),
zjudas (Q003p Genk)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
juffro (Q003p Genk),
juffroo (Q003p Genk),
jøffro (Q003p Genk)
|
juffrouw [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|
27387 |
jukondersteuning |
steunbouw:
steunbouw (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Domaniale])
|
Starre ondersteuning die bestaat uit twee stijlen en een kap en is vervaardigd uit hout, kaprail of uit speciaal daarvoor gefabriceerd profielijzer. Kenmerkend voor dit type ondersteuning is het feit dat de stijlen niet haaks op de laag, maar enigszins schuin geplaatst worden. De samengestelde ondersteuning heeft dan ook de vorm van een trapezium. [N 95, 322; N 95, 316]
II-5
|
18192 |
jurk |
kleed:
anna eŭr kleed is feel langer as mieken ⁄t hier (Q003p Genk),
li.s (Lies) hər kle.t ɛs ve.l laŋgər as ta van mi.kə (Q003p Genk),
ə blo. kle.t (Q003p Genk),
op elke a een bolletje
hət klijt van anna eͅs vēl laŋər asta van mīke (Q003p Genk)
|
blauw kleed [ZND 32 (1939)] || Kleed. Annas kleed is veel langer als dat van Mieke [ZND 44 (1946)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
jeugd:
juxt (Q003p Genk),
jus:
jû (Q003p Genk)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
18232 |
juweel |
bijou (fr.):
bijoe (Q003p Genk)
|
Juweel. Een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 114 (2002)]
III-1-3
|