28239 |
personentrein |
personneltrein:
personneltrein (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Trein bestemd voor het vervoer van personen. [N 95, 714; N 95, 611]
II-5
|
28238 |
personenvervoer |
personnelvervoer:
personnelvervoer (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden]),
transport personnel:
transport personnel (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Algemene benaming voor het transport van personen. [N 95, 713; N 95, 611; monogr.]
II-5
|
22781 |
persoon die alles kwijt is |
luiszak:
louszak (Q003p Genk)
|
Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
balenger:
bellenger (Q003p Genk),
geen gemakkelijke:
`t is geene gemekkelijke (Q003p Genk),
`t is geine gemakkelijk (Q003p Genk)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)] || moeilijk, onhandelbaar persoon
III-1-4
|
28900 |
persplank, strijkplank |
persplank:
pęrsplaŋk (Q003p Genk),
strijkplank:
strijkplank (Q003p Genk)
|
Plank waarop men vorm in de stof of kleren perst. Men kent een grote en kleine persplank. In dit lemma duiden de benamingen op een model grote persplank: meestal ongeveer 50 cm breed en 1 m lang en daarbij 3 à 4 cm dik (Papenhuyzen III, pag. 7). De informant van Q 20 vermeldt dat de persplank een losse plank is om op de kleermakerstafel te leggen. De informant van L 416 merkt op dat de persplank voor grote stukken wordt gebruikt. [N 59, 19a; N 59, 18; N 59, 20; monogr.]
II-7
|
28919 |
persspons |
pom:
pom (Q003p Genk),
pompon:
pompom (Q003p Genk),
smeerlap:
smērlap (Q003p Genk)
|
Een spons, lap of een opgerolde prop van stof of anderszins waarmee men de stof bij het persen bevochtigt. De informant van L 330 gebruikte in plaats van een spons een sopper. Dit was een aan één zijde tot handvat bij elkaar geregen linnen perslap. De andere kant van de perslap ø̄sopteø̄ men dan in het water. De informant van L 271 gebruikte een pinsel en lijkt het daarbij over hetzelfde te hebben. Het wordt omschreven als een lap stof van 15x30 cm die tot de helft werd ingeknipt en in stroken van 7 cm werd opgerold en vastgehecht tot handvat. [N 59, 27]
II-7
|
28899 |
perstafel, strijktafel |
bügeltafel:
bygǝltāfǝl (Q003p Genk)
|
De tafel waarop men strijkt. Men gebruikt de perstafel om de grotere delen als pantalon of overjas op te persen. De perstafel moet gemaakt zijn van een houtsoort die niet splintert, trekt of scheurt. Houtsoorten die erg slecht vocht opnemen, zijn als perstafel ook ongeschikt (Gerritse, pag. 34). De informanten van L 330 en Q 32 strijken ook kragen op de perstafel, omdat zij daar geen apart kragenblok hebben. Zie ook het lemma ɛkragenblokɛ.' [N 59, 18; N 59, 19a; N 59, 19e; monogr.]
II-7
|
28676 |
perszak |
perszak:
porszak (Q003p Genk),
zak:
zak (Q003p Genk)
|
Poreuze zak van onder meer kaasdoek gemaakt, waarin de ruwe honing wordt verzameld. Men legt deze zak in de honingpers. Onder de druk van de pers komt de honing naar buiten. Wat er uiteindelijk in de perszak overblijft, heeft slechts nog waarde als bemesting. [N 63, 122b; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|
33566 |
perzik |
merketon:
merketon (Q003p Genk),
peersel:
pèèrsel (Q003p Genk)
|
perzik || perzik, soort
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
retsǝl (Q003p Genk)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|