17553 |
slank |
smal:
smoal geboot (Q003p Genk)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20647 |
slappe koffie |
klits:
klits (Q003p Genk)
|
slappe koffie of bier
III-2-3
|
18411 |
slappe vilten hoed |
hoed met vouw:
hoed met vouw
hut met vā (Q003p Genk)
|
hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
28126 |
slecht dak |
slechte toit:
slextǝn tø̄ (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Een slecht dak laat bij het afkloppen een dof geluid horen. Het heeft loszittend gesteente. [N 95, 891; monogr.]
II-5
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
binnenpiet:
bęnǝpit (Q003p Genk),
piet:
pit (Q003p Genk)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
17542 |
slecht groeien |
achterblijven:
achterbleiverke (Q003p Genk)
|
Slecht groeien, gezegd van een kind (slecht groeien/wassen, achterblijven, dao zit de krot in, kooieren). [N 107 (2001)]
III-1-1
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
smeerlap:
smīrlap (Q003p Genk)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
33828 |
slecht van bouw |
slecht paard:
slɛxt pē̜.rt (Q003p Genk)
|
De antwoorden van de correspondenten doelen vooral op een hol paard met ingevallen flanken en uitstekende heupen. Vgl. het lemma ''harmonisch van bouw'' (4.3.1). [N 8, 62k, 62l en 78a]
I-9
|
23137 |
slechte kaart(en) |
vuile kaart:
Voul koart og eigel koart.
voul [koart} (Q003p Genk)
|
3. Minderwaardige kaart.
III-3-2
|
22337 |
slechte speler |
klootmajoor:
kloetmajor (Q003p Genk)
|
een slechte speler [kruk] [N 112 (2006)]
III-3-2
|