34438 |
herdersschopje |
schepersschupje:
sxēpǝrssxøpkǝ (L164p Gennep)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
24894 |
herfst, najaar |
herfst:
hèèrefst (L164p Gennep)
|
het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34145 |
herkauwen |
nirken:
nirkǝ (L164p Gennep),
nīrkǝ (L164p Gennep)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
24458 |
hermelijn |
wezel:
wezel (L164p Gennep)
|
hermelijn [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
17779 |
hersenen |
hersens:
hèrses (L164p Gennep)
|
hersenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
23258 |
het angelus luiden |
luiden:
t leujt al (L164p Gennep)
|
Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
es˱ benǝ (L164p Gennep)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
20393 |
het huwelijk ontbinden |
afgaan:
afgaon (L164p Gennep)
|
scheiden
III-2-2
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
afdrɛjǝ (L164p Gennep)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
aftrę̄i̯ǝ (L164p Gennep)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|