34481 |
jonge kip |
jonge hoen:
joŋ hun (L164p Gennep)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
joong (L164p Gennep),
jŏŏng (L164p Gennep)
|
jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
vrijer:
vrējer (L164p Gennep),
vri-jer (L164p Gennep),
vrijer (L164p Gennep)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
verloofde:
verloofdə (L164p Gennep),
vrijer:
vrējer (L164p Gennep)
|
Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24177 |
jongste vogeltje uit het nest |
nestkek:
nèèstgèk (L164p Gennep)
|
jongste vogel uit het nest (kakkenestje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
21335 |
jood |
jood:
jŭt (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
jood [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
judas (L164p Gennep)
|
Judas [SGV (1914)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffer:
jŭffer (L164p Gennep),
juffrouw:
juffrouw (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)] || juffer [SGV (1914)]
III-3-1
|
33958 |
jukriem |
bindriem:
bindriem (L164p Gennep)
|
Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12]
I-10
|
18192 |
jurk |
kleed:
kleed (L164p Gennep)
|
jurk
III-1-3
|