20463 |
kuis, ingetogen |
kuis:
kuis (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17773 |
kuit |
kuit:
kuut (L164p Gennep),
kūt (L164p Gennep),
kŭŭt (L164p Gennep),
WLD
kŭŭt (L164p Gennep),
zaad:
kuitschieten = zööje / homt wordt hier genoemd: kuut [verkortingsboog boven u ]
zoat (L164p Gennep)
|
Hoe noemt u de eierstokken met eieren of de afgezetten massa eieren van vrouwelijke vissen (kuit, kiet, schot, zaad, schodder, krellekeskuit) [N 83 (1981)] || kuit [SGV (1914)] || kuit (ve vis) [SGV (1914)] || kuit (wade) [DC 01 (1931)]
III-1-1, III-4-2
|
19015 |
kundig |
kundig:
kŭndig (L164p Gennep)
|
kundig [SGV (1914)]
III-1-4
|
32624 |
kunstmest |
kunstmest:
køns(t)[mest] (L164p Gennep)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) strooien/strouwen:
strǫu̯ǝ (L164p Gennep
[(machinaal)]
),
(kunstmest) zaaien:
zɛ̄i̯ǝ (L164p Gennep),
smijten:
smitǝ (L164p Gennep
[(met de hand)]
)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
32629 |
kunstmeststrooier |
kunstmeststrouwer/-strooier:
[kunstmest]strǫu̯ǝr (L164p Gennep),
slakkenmachine:
slakǝmǝsin (L164p Gennep)
|
Bedoeld wordt de machine waarmee kunstmeststoffen gelijkmatig over het land worden verspreid. Voor het (...)-gedeelte van de betrokken varianten hieronder zie men de lemmata kunstmest en stalmest. [N P, 9; N 11A, 65b]
I-1
|
26443 |
kunststeen |
kunststeen:
kunststeen (L164p Gennep)
|
Nagemaakte, gegoten molensteen. De kunststeen is harder dan de natuursteen en vergt niet zoveel onderhoud. Als grondstof voor de kunststeen kunnen diverse steensoorten als carborundum, kwarts en amaril gebruikt worden. Het materiaal wordt gebroken, gesorteerd op fijnheid en met een speciale cement of kit in de gewenste vorm gegoten of geperst. Evenals de Franse steen bestaat de kunststeen uit twee lagen, een ballastlaag en een maallaag van ongeveer 15 cm waarin al kerven gegoten zijn met daartussen een zachtere vulling in een andere kleur. [N O, 17g; N O, 17f; Vds 185; Jan 175; Coe 118; Grof 140]
II-3
|
19632 |
kussensloop |
kussensloop:
køsəslōp (L164p Gennep),
kussloop:
køsslōp (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
kustijk:
køstik (L164p Gennep),
køstīk (L164p Gennep)
|
kussensloop [SGV (1914)]
III-2-1
|
19314 |
kwaadspreekster |
kletswijf:
klètswīēf (L164p Gennep),
waswijf:
ook voor manspersoon
waswief (L164p Gennep)
|
een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)] || klappei [SGV (1914)]
III-1-4
|
18981 |
kwaadspreker |
kwaadspreker:
kwoadsprêker (L164p Gennep)
|
kwaadspreker [SGV (1914)]
III-1-4
|