e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langpootmug langpootmug: WLD  langpootmug (Gennep) Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] III-4-2
langzaam, traag sloom: sloom (Gennep) langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)] III-4-4
lantaarn lantaarn: lantern (Gennep), lantɛr (Gennep), lantɛrn (Gennep), lucht: løxt (Gennep), oud  lucht (Gennep) lantaarn [SGV (1914)] || lantaarn, lamp III-2-1
lap lap: lap (Gennep) sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)] III-1-3
laster laster: laaster (Gennep) laster [SGV (1914)] III-1-4
lastig (werken) lastig: laastig (Gennep), lààstig (Gennep), niet gemakkelijk: nie gemèkkelək (Gennep), strabant: Dèn, duut nie zö straba.nt; cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 196 s.v. "strabant  straba.nt (Gennep), zie straba.nt  stra.nt (Gennep), zwaar: zwaor (Gennep) brutaal, lastig || het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] || zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig kind netennek: neetənèk (Gennep) een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig zijn donderjagen: dónderjaagə (Gennep), klieren: klīērə (Gennep) tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)] III-1-4
lastigvallen afhouden: van zien wèèrek afhaaldə (Gennep) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1
lat lat: lat (Gennep) In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.] II-12