e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
besvrucht, algemeen beer: bèèr (Gennep), bêr (Gennep), bêre (Gennep), WLD  béér (Gennep), kraaltjesbeer: kréllekesbèèr (Gennep), moesbeer: moe.sbèèr (Gennep) bes [SGV (1914)] || bessen [SGV (1914)] || Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] I-7
betaling afrekening: áfréékəning (Gennep) de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)] III-3-1
beteuterd belazerd: belaazerd (Gennep), beteuterd: beteutert (Gennep), betŭŭtert (Gennep) beteuterd [SGV (1914)] || op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] III-1-4
betrappen traperen (<fr.): tràpeerə (Gennep) een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)] III-3-1
betrekken (lucht) betrekken: ⁄t betrékt (Gennep) eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
beugelbal bol: Mit beugele worre hö.ltere böl gebruukt.  bol (Gennep) Bol. III-3-2
beugelen beugelen: b"gələ (Gennep), beugele (Gennep) Beugelen (balspel). || Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)] III-3-2
beugelring ring: reŋ (Gennep) De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)] III-3-2
beuk beuk: buu.k (Gennep), bukel = beukenoot  buuk (Gennep), beukenboom: buu.kebôm (Gennep) beuk [SGV (1914)] || beukeboom III-4-3
beukennootje beukel: buu.kel (Gennep) beukenoot III-4-3