18972 |
zedig |
stil:
stil (L164p Gennep)
|
zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19560 |
zeef |
zift:
zeft (L164p Gennep),
zift (L164p Gennep),
zij:
melkzeef
zij (L164p Gennep)
|
zeef [SGV (1914)]
III-2-1
|
33142 |
zeef in de wanmolen |
grof(fe) zift:
grǫf zeft (L164p Gennep)
|
De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
33225 |
zeef van de aardappelsorteermachine, algemeen |
zift:
zeft (L164p Gennep)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor de zeef in de sorteermachine bijeen. Voor zover er (lexicaal onderscheiden) aparte benamingen zijn voor de specifieke zeven, zijn deze in de drie volgende lemmata verwerkt. Vaak is het meervoud opgegeven: de zeven van de sorteermachine. [N 12, 34d]
I-5
|
24400 |
zeelt |
louw:
WLD
lauw (L164p Gennep)
|
Hoe noemt u de zeelt: het lichaam is gedrongen, een beetje zijdelings samengedrukt. De huid is dik en slijmerig met kleine verborgen schubben, de bek is klein met vlezige lippen en heeft voeldraad in iedere mondhoek. De rugvin is hoog en evenals andere vi [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19472 |
zeemlap |
zeemleer:
zeemlêr (L164p Gennep),
zemelap:
doek van zeem
zeeme lap (L164p Gennep)
|
zeem (leder) [SGV (1914)]
III-2-1
|
18723 |
zeep |
zeep:
zej düt den opwas nog altied mit gruun zeep (L164p Gennep)
|
Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
19644 |
zeepsop |
sop:
sŏp (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
zeepsop:
zeepsŏp (L164p Gennep)
|
sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)]
III-2-1
|
19343 |
zeer blij |
erg blij:
èèrg bli-j (L164p Gennep)
|
zeer blij [frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33161 |
zeer grote aardappelen |
bonken:
bø̄ŋk (L164p Gennep),
japen:
japǝ (L164p Gennep),
knotsen:
knǫtsǝ (L164p Gennep)
|
Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.]
I-5
|