e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boos geraakt: gerákt (Gennep), kwaad: kwoad (Gennep), kwŏj (Gennep) 01; kwaad [SGV (1914)] || boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)] III-1-4
boot(je) roeiboot(je): roeij-boot (Gennep) een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
bord plank: plāŋk (Gennep), telder: tɛldər (Gennep), tɛ̄ldər (Gennep) bord || Plank waarop de draaier werkstukken van een bepaalde afmeting plaatst om deze door een helper naar de droogplaats of droogzolder te laten brengen. De rayonplank (Q 95) bevond zich in de rayonwagel (r\jǫnwāg\l), een wagen waarop de voorraden werden gestapeld. [N 49, 51a; monogr.] II-8, III-2-1
bordenrek, schotelrek telderrek: tɛ̄ldərreͅk (Gennep) bordenrek III-2-1
borduren borduren: borduren (Gennep) Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)] III-1-3
boren boren: bǭrǝ (Gennep) [N 53, 180a; monogr.] II-12
borg borg: börg (Gennep) borg [SGV (1914)] III-3-1
borgen uitstel geven: ŭŭtstél géévə (Gennep) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel borreltje: bòrreltjə (Gennep), drupje: drøͅpkə (Gennep), korn-tje: køͅrntjə (Gennep), schnaps (du.): snaps (Gennep) borrel || borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] || borreltje || jenever, borrel III-2-3
borrelen (van water) borrelen: bòrrelə (Gennep), bòrrələ (Gennep), koken: koaken (Gennep), in een kolk bijvoorbeeld  ⁄t woater kŏkt (Gennep) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4