25022 |
donker worden, duisteren |
duister worden:
duuster wèère (Q018p Geulle),
duisteren:
duustere (Q018p Geulle)
|
donker worden [duisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
duister:
duuster (Q018p Geulle)
|
niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34042 |
donkerbruine koe |
vaal (bijvgl. nmw.):
vāl (Q018p Geulle)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a]
I-11
|
24138 |
dons, nestveren |
duivelshaar:
duuvelshoare (Q018p Geulle)
|
het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
doid (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle)
|
dood (bijv.) [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20325 |
dood (zn.) |
dood:
dwad (Q018p Geulle)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
21154 |
doodlopende weg |
doodlopende weg:
dwadlaupende wèèg (Q018p Geulle)
|
een doodlopende weg (cul-de-sac, keerweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20438 |
doodskleed |
doodsmantel:
doadsmantel (Q018p Geulle),
lange mantel die tot over de voeten reikte, om de hals een geplooide kraag bijeengehouden door een zwart lintje
doodsmantel (Q018p Geulle)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
doidsklok (Q018p Geulle)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25374 |
doodsteken |
steken:
stē̜kǝ (Q018p Geulle)
|
Nadat het dier is verdoofd, wordt het ogenblikkelijk de keel doorgesneden, opdat het nog pompende hart het bloed uit het lichaam kan stuwen. De woordtypen in dit lemma kunnen zowel duiden op het doodsteken van een varken als op het doodsteken van een rund. Een bij de opgave toegevoegd object ''varken'', ''koe'', ''beest'' wordt niet in het woordtype opgenomen. [N 28, 11a; N 28, 11b, N 28, 12a; N 28, 13b, monogr.]
II-1
|