19926 |
keffen |
bassen:
bassen (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom)
|
keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
bɛdə ke.gəls wɛ.toͅə nimi.ə gəspɛlt (P175p Gingelom)
|
met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
19664 |
kelder |
kelder:
keͅldər (P175p Gingelom)
|
kelder [RND]
III-2-1
|
21283 |
kerel |
kadee:
kade.i (P175p Gingelom),
kedé (P175p Gingelom)
|
Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND]
III-3-1
|
29111 |
keren |
draaien:
drę̄(i̯)ǝ (P175p Gingelom),
omdraaien:
ømdrajǝ (P175p Gingelom)
|
Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] || Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW]
I-1, II-7
|
23214 |
kerk |
kerk:
əwastəvryxeͅndəkeͅrk (P175p Gingelom)
|
te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)]
III-3-3
|
22803 |
kermis |
foor:
Gg. - VD. kermis (Zndl.)
fo.ur (P175p Gingelom),
kermis:
kɛrəməs (P175p Gingelom)
|
Foor. || kermis [RND]
III-3-2
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
heks:
ɛks (P175p Gingelom),
kettel[eg]:
kętǝl[eg] (P175p Gingelom)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
19496 |
keukenrek |
etagère:
étagère (P175p Gingelom)
|
de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
18208 |
kiel |
kiel:
kiel (P175p Gingelom)
|
kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|