20658 |
kruiden, specerijen |
kruiden:
WLD
kruujə (L326p Grathem)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
22580 |
kruidwis |
kruidwis:
kroedwès (L326p Grathem),
kroet wès (L326p Grathem)
|
kruidwis [N 06 (1960)]
III-3-2
|
26082 |
kruien |
kruien:
kruien (L326p Grathem),
kryi̯ǝ (L326p Grathem)
|
De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13, II-3
|
19581 |
kruik |
spa-kan:
spakan (L326p Grathem),
stevel:
stevel (L326p Grathem)
|
kruik, stenen ~; inventarisatie benamingen (gistkruik); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26079 |
kruiketting, kruitouw |
kruiketting:
kruiketting (L326p Grathem)
|
De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.]
II-3
|
20712 |
kruim |
kruim:
kreom (L326p Grathem)
|
Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
26081 |
kruipalen |
kruipalen:
kruipalen (L326p Grathem)
|
De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.]
II-3
|
24415 |
kruipend ongedierte |
geworms:
idiosyncr.
gewörms (L326p Grathem)
|
wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17649 |
kruis |
kruis:
kryts (L326p Grathem)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109]
I-11
|
26239 |
kruisarmen |
kruisarmen:
kruisarmen (L326p Grathem)
|
De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e]
II-3
|