24255 |
tochtig |
rits:
rēts (L326p Grathem, ...
L326p Grathem),
tochtig:
tø̄xtex (L326p Grathem),
tø̜xtex (L326p Grathem)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
allee:
alęi̯ (L326p Grathem),
opvaart:
ǫp˲vārt (L326p Grathem)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
33592 |
toekruid, algemeen |
kruid:
WLD
kruujə (L326p Grathem)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
I-7
|
19663 |
toilet |
huisje:
øskə (L326p Grathem)
|
wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
21215 |
tolboom |
boom:
bau.m (L326p Grathem)
|
de boom waarmee de weg kan worden afgesloten op de plaats waar men tol moet betalen [barrier, brier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19583 |
tondel |
tondel:
tonjel (L326p Grathem)
|
ontvlambaar materiaal in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19542 |
tondeldoos |
tondeldoos:
tonjeldoos (L326p Grathem)
|
tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17620 |
tong |
blad:
blaat (L326p Grathem),
lap:
lap (L326p Grathem),
tong:
tong (L326p Grathem)
|
tong [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32056 |
toogpin |
toogpen:
tōxpɛn (L326p Grathem)
|
De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.]
II-12
|
34588 |
toot |
slagtoten (mv.):
slāxtutǝ (L326p Grathem)
|
Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr]
I-13
|