e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grathem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruiden, specerijen kruiden: WLD  kruujə (Grathem) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] III-2-3
kruidwis kruidwis: kroedwès (Grathem), kroet wès (Grathem) kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2
kruien kruien: kruien (Grathem), kryi̯ǝ (Grathem) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13, II-3
kruik spa-kan: spakan (Grathem), stevel: stevel (Grathem) kruik, stenen ~; inventarisatie benamingen (gistkruik); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kruiketting, kruitouw kruiketting: kruiketting (Grathem) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruim kruim: kreom (Grathem) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] III-2-3
kruipalen kruipalen: kruipalen (Grathem) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruipend ongedierte geworms: idiosyncr.  gewörms (Grathem) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruis kruis: kryts (Grathem) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] I-11
kruisarmen kruisarmen: kruisarmen (Grathem) De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e] II-3