33534 |
rot, van fruit |
rot:
WLD
rot (L326p Grathem)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
20896 |
rotten |
fronselen:
WLD
frunsələ (L326p Grathem)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
frunselen:
WLD
frunsələ (L326p Grathem)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
20425 |
rouwpoffer/rouwmuts |
rouwmuts:
rouwmöts (L326p Grathem)
|
muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
rejaal (L326p Grathem)
|
royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
timpelteer:
tepelter (L326p Grathem)
|
egelantier, vrucht
III-4-3
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
WLD
rəzīēn (L326p Grathem)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
ruk (L326p Grathem)
|
rug [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røk (L326p Grathem)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
21936 |
ruien |
ruien:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
rui-jə (L326p Grathem)
|
Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)]
III-3-2
|