e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grasmaaimachine maaimachine: mīmǝšin (Gronsveld) Het door één of twee paarden getrokken tweewielig werktuig uit het begin van de mechanisatie om gras te maaien. Zie afbeelding 6. [N J, 1a; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
grasmus grasdraaier: graosdriejer (Gronsveld), groasdriejer (Gronsveld), kruiseltaats: krosjeltaatsj (Gronsveld), taats: taatsj (Gronsveld) grasmus || grasmus (14 kleur als braamsluiper [044], maar wittere keel; overal buiten in struiken op open terrein; nest graag in braamstruiken; roep [wèèèèt-wèèèèt]; zang druk kwetterend [N 09 (1961)] || Hoe heet de grasmusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
graspieper grasdraaier: graosdriejer (Gronsveld), groasdriejer (Gronsveld) graspieper || graspieper (14,5 als boompieper [036], maar nu juist op nat wei- en veenland; zang is zachter [N 09 (1961)] III-4-1
grasspriet grasje: grɛskǝ (Gronsveld) Stengel of halm van de grasplant; een enkel smal blaadje. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N P, 4a; monogr.] I-3
grasveld, bleekveld bleek: blèik (Gronsveld) Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] III-2-1
graszode groes: grōs (Gronsveld), grōzǝ (Gronsveld), was: wōs (Gronsveld) Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.] I-8
grauwe renet rabauw: grauwe renet; zuur en grijsgroen; met ruwe schil; winterappel;  reboûw (Gronsveld) appel, soort I-7
grauwe staar (het heeft een) kristaloog: krestalu̯x (Gronsveld), scheel: šēl (Gronsveld) Een meer of minder sterk troebel en ondoorzichtig worden van de ooglens. De gewone kleur van de ogen verandert in blauwwit. Deze kwaal, meestal een gevolg van maanblindheid (zie het lemma ''maanblind paard; (7.9)), kan tot gehele of gedeeltelijke blindheid leiden. [A 48A, 39c; N 52, 27] I-9
grauwe vliegenvanger vliegenvanger: vleegevenger (Gronsveld, ... ) grauwe vliegenvanger (14 gewone zomervogel; grauw met gestreepte borst; vangt vanuit uitkijkpost vliegende insecten; nest van vezels, draad en haar onder een afdakje [N 09 (1961)] || Hoe heet de grauwe vliegenvanger? [DC 06 (1938)] III-4-1
graven graven: graove (Gronsveld) Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)] III-1-2