e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schop stamp: sjtaamp (Gronsveld), tramp: traamp (Gronsveld) Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp). [N 84 (1981)] III-1-2
schop, afdak voor landbouwgereedschappen karreschop: karǝšop (Gronsveld), schelf(t): šęlǝf (Gronsveld), schop: šop (Gronsveld) Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.] I-6
schoppen stampen: sjtaampe (Gronsveld), trampen: traampe (Gronsveld) Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)] III-1-2
schoppen in het kaartspel schoppen: sjöppe (Gronsveld) 3. Een der figuren van het kaartspel of de kaart zelf. III-3-2
schoren korte schoren: korte schoren (Gronsveld), lange schoren: lange schoren (Gronsveld), streefpalen: štrę̄fpø̜̄l (Gronsveld) De vier schuine balken (twee lange en twee korte) die aan de uiteinden van de lange en korte spruit bevestigd zijn en deel uitmaken van de staart van de Hollandse molen. Zie ook afb. 25 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52d; N O, 29f add.; A 42A, 107; Sche 26] II-3
schors (alg.) schil: ideosyncr.  sjel (Gronsveld) De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)] III-4-3
schorseneer schorseneel: sjorseneel (Gronsveld), schorseneer: sjorseneer (Gronsveld) schorseneer I-7
schort, voorschoot scholk: šǫlǝk (Gronsveld) [N 30, 5a; monogr.] II-9
schotel pateel: petiel(?) (Gronsveld), schotel: sjoëtel (Gronsveld, ... ), een langwerpig bord van aardewerk  sjoetel (Gronsveld), grote platte schaal van aardewerk  sjoeetel (Gronsveld) schotel || schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || teil, in de betekenis van aarden pan of diepe schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || vleesschaal III-2-1
schoteltje schoteltje: sjeutelke (Gronsveld), sjuutelke (Gronsveld), sjuütelke (Gronsveld) schoteltje onder kopje || schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)] III-2-1