e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
singel voor de paardedeken singel: sɛŋǝl (Gronsveld) Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92] I-10
sintel amer: aomere (Gronsveld), krei: krej (Gronsveld) Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] || gloeiende asresten III-2-1
sinterklaas sinterklaas: sinterklaos (Gronsveld) 1. Sinterklaas. III-3-2
sjacheraar sjacheraar: sjacheraar (Gronsveld) sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjacheren sjacheren: sjachere (Gronsveld) Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] III-3-1
sjalot sjalot: ideosyncr.  sjellot (Gronsveld), sjarlot: sjer’lot (Gronsveld), unnenpijpje: önnepiépke (Gronsveld) Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || sjalot || sjalotjesloof I-7
sjees sjees: šēs (Gronsveld) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13
sjoelbak sjoelbak: sjoelbak (Gronsveld) Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
sla, algemeen krop: krop (Gronsveld, ... ), salade: sjlaoj (Gronsveld), steeksalade: sjtëksjlaoj (Gronsveld) krop sla || sla || slakrop || steeksla I-7
slaan houwen: (houwe) (Gronsveld), bōnd ɛn blaouw gəhāuə (Gronsveld), houw dich um den oere (Gronsveld), slaan: sloeïn (Gronsveld) bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)] III-1-2