| 25561 |
te lang gerezen deeg |
uitgegangen deeg:
ūtgǝgāŋǝn dęjx (Q193p Gronsveld)
|
Bij veel antwoorden wordt het zelfstandig naamwoord "deeg" o.i.d. niet gegeven. [N 29, 26b; monogr.]
II-1
|
| 25566 |
te nat |
klef:
klęf (Q193p Gronsveld),
te slap:
tǝ šlap (Q193p Gronsveld)
|
Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.] || Het lemma valt uiteen in verschillende grammaticale categorieën. De eerste categorie benamingen is bijvoeglijk van aard. De tweede groep bestaat uit opgaven die een zelfstandigheid aanduiden en de derde groep bestaat uit werkwoorden. [N 29, 67; monogr.]
II-1
|
| 24385 |
teek |
teek:
tèèk (Q193p Gronsveld),
tèëk (Q193p Gronsveld),
tëk (Q193p Gronsveld),
WLD
tèëk (Q193p Gronsveld)
|
teek [DC 30 (1958)] || teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 17715 |
teelballen |
kloten:
Gemeen.
kloete (Q193p Gronsveld)
|
[N 10c (1961)]
III-1-1
|
| 33793 |
teelballen, testes |
hoden (mv):
hui̯ǝ (Q193p Gronsveld
[(teelballen)]
)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
| 34343 |
teeldriftig |
berig:
bīrex (Q193p Gronsveld)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het mannelijk varken. [A 43, 20b; monogr.]
I-12
|
| 33791 |
teellid |
schacht:
šax (Q193p Gronsveld)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
| 17680 |
teen |
teen:
tien (Q193p Gronsveld)
|
teen (toon) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 33850 |
tegelijkertijd galopperen en draven |
driesprong maken:
dręi̯šptøŋk mǭǝkǝ (Q193p Gronsveld)
|
Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e]
I-9
|
| 22429 |
tegen de bal schoppen |
sjotten:
sjotte (Q193p Gronsveld),
Vero.
sjotte (Q193p Gronsveld),
stampen:
sjtaampe (Q193p Gronsveld),
trampen:
traampe (Q193p Gronsveld)
|
Onder een bal trappen. || Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|