32738 |
groot geploegd middendeel |
akker:
akǝr (Q193p Gronsveld)
|
Onder het groot geploegd middendeel van een akker wordt verstaan de aan één stuk en meestal in lengtevoren te ploegen hoofdmoot van een akker, die het eerst bewerkt is of wordt. Dit middendeel omvat, op de wendakker(s) en een evt. geerstuk na, de gehele akker. Voor sommige van de hieronder vermelde termen zie men ook het lemma zzoivoor, diep geploegd land. [N 11, 52; N 11A, 125a]
I-1
|
20346 |
grootmoeder |
bonne-ma:
bomma (Q193p Gronsveld),
grootmoeder:
groetmôjer (Q193p Gronsveld),
cf. WNT s.v. "moeder"; daarnaast in de volkstaal moeier, moer, in de kindertaal ook moe en moes
groetmoojer (Q193p Gronsveld),
mem:
vero.
mem (Q193p Gronsveld),
moeder:
môjer (Q193p Gronsveld),
oma:
oma (Q193p Gronsveld),
oudma:
ama (Q193p Gronsveld),
vero.
ama (Q193p Gronsveld),
oudmoeder:
cf. WNT s.v. "moeder"; daarnaast in de volkstaal moeier, moer, in de kindertaal ook moe en moes
awmoor (Q193p Gronsveld)
|
grootmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
groetawers (Q193p Gronsveld)
|
grootouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
ampa:
ampa (Q193p Gronsveld),
vero. cf. fr. s.v. "grand-papa
aampa (Q193p Gronsveld),
bon-pa:
vero.
bompa (Q193p Gronsveld),
grootvader:
groetvajjer (Q193p Gronsveld),
cf. WNT s.v. "vaar (I)"(samengetrokken vorm van vader). Zie WNT s.v. "vader"waarin "vaaier"als bijvorm gegeven wordt (met overgang d > j )
groetvaajer (Q193p Gronsveld),
opa:
opa (Q193p Gronsveld),
oudpa:
awba (Q193p Gronsveld),
pre (fr.):
vero.
peer (Q193p Gronsveld),
vader:
vero.
vajjer (Q193p Gronsveld)
|
grootvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25004 |
grootx |
groot:
groet (Q193p Gronsveld)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33317 |
grote boerderij |
boerderij:
[boerderij] (Q193p Gronsveld),
hoeve:
hūǝf (Q193p Gronsveld),
winning:
węneŋ (Q193p Gronsveld)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
nne wôp géld. Doég neet zoe nne wôp mèilek ién mnne koffie.
wôp (Q193p Gronsveld),
prats:
pratsj (Q193p Gronsveld),
smeer:
nne sjmèr géld.
sjmèr (Q193p Gronsveld)
|
grote hoeveelheid
III-4-4
|
22504 |
grote knikker |
dikke huif:
dikke huif (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
grote lijster:
groete liester (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
poets:
pôts (Q193p Gronsveld)
|
schoonmaak
III-2-1
|