20429 |
huwelijk |
houwelijk:
hoûwelik (Q193p Gronsveld),
trouw, de -:
troûw (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || huwelijk
III-2-2
|
20377 |
huwelijksgeschenk |
bruidsstuk:
broédssjtok (Q193p Gronsveld)
|
huwelijksgeschenk
III-2-2
|
21667 |
hypotheek |
hypotheek:
hiepeteek (Q193p Gronsveld)
|
de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21793 |
iemand graag mogen |
gaarne hebben:
gên hebbe (Q193p Gronsveld)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
letten:
lêtte (Q193p Gronsveld),
ophouden:
ophawe (Q193p Gronsveld),
tegenhouden:
tingehawe (Q193p Gronsveld)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] || verhinderen, beletten
III-1-4
|
19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
de wach aonzegke (Q193p Gronsveld)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
verwiéte (Q193p Gronsveld)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
tengelen:
cf. WNT XVI kol. 1509 s.v. "tengel (II)"3. angel van bij of wesp; "tengelen"= steken van een bij of wesp
tengele (Q193p Gronsveld)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
uitpoetsen:
oétpôtse (Q193p Gronsveld)
|
iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
ophemelen:
ophiémele (Q193p Gronsveld),
prijzen:
prejze (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)] || prijzen, loven
III-1-4
|