17962 |
schop |
stamp:
sjtaamp (Q193p Gronsveld),
tramp:
traamp (Q193p Gronsveld)
|
Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
karreschop:
karǝšop (Q193p Gronsveld),
schelf(t):
šęlǝf (Q193p Gronsveld),
schop:
šop (Q193p Gronsveld)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
17961 |
schoppen |
stampen:
sjtaampe (Q193p Gronsveld),
trampen:
traampe (Q193p Gronsveld)
|
Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
sjöppe (Q193p Gronsveld)
|
3. Een der figuren van het kaartspel of de kaart zelf.
III-3-2
|
26112 |
schoren |
korte schoren:
korte schoren (Q193p Gronsveld),
lange schoren:
lange schoren (Q193p Gronsveld),
streefpalen:
štrę̄fpø̜̄l (Q193p Gronsveld)
|
De vier schuine balken (twee lange en twee korte) die aan de uiteinden van de lange en korte spruit bevestigd zijn en deel uitmaken van de staart van de Hollandse molen. Zie ook afb. 25 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52d; N O, 29f add.; A 42A, 107; Sche 26]
II-3
|
24492 |
schors (alg.) |
schil:
ideosyncr.
sjel (Q193p Gronsveld)
|
De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33585 |
schorseneer |
schorseneel:
sjorseneel (Q193p Gronsveld),
schorseneer:
sjorseneer (Q193p Gronsveld)
|
schorseneer
I-7
|
29934 |
schort, voorschoot |
scholk:
šǫlǝk (Q193p Gronsveld)
|
[N 30, 5a; monogr.]
II-9
|
19506 |
schotel |
pateel:
petiel(?) (Q193p Gronsveld),
schotel:
sjoëtel (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
een langwerpig bord van aardewerk
sjoetel (Q193p Gronsveld),
grote platte schaal van aardewerk
sjoeetel (Q193p Gronsveld)
|
schotel || schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || teil, in de betekenis van aarden pan of diepe schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || vleesschaal
III-2-1
|
19508 |
schoteltje |
schoteltje:
sjeutelke (Q193p Gronsveld),
sjuutelke (Q193p Gronsveld),
sjuütelke (Q193p Gronsveld)
|
schoteltje onder kopje || schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|