e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkbeker beker: bèeker (Gronsveld), bëker (Gronsveld), duppen: döppe (Gronsveld), grèle: gröl (Gronsveld), halfje: hejfke (Gronsveld) beker || beker (1/2 liter) || bekertjes || drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
drinken drinken: dreenke (Gronsveld), drinke (Gronsveld), lessen: lêsje (Gronsveld), nennen: niene (Gronsveld), ninne (Gronsveld), nênne (Gronsveld), putten: pötte (Gronsveld), smeren: sjmère (Gronsveld) drinken [DC 03 (1934)] || drinken (kindertaal) || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinken bij de zeug zuiken: zuǝkǝ (Gronsveld) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas fluitje: fluetsje (Gronsveld), glas: gloas (Gronsveld, ... ), glōͅs (Gronsveld), gläos (Gronsveld), pint: pīnt (Gronsveld), stevel: sjtiével (Gronsveld) bep. groot bierglas || drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas || hoog, dun bierglas III-2-1
drinkglas met voet glas: gloas (Gronsveld), roemer: rumer (Gronsveld), schopje: sjöpke (Gronsveld) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] || roemer III-2-1
drinkkuil in de wei waterkuil: wǭi̯tǝrkǭi̯l (Gronsveld), wǭtǝrkōl (Gronsveld) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem moer: muejer (Gronsveld), muur: muejer (Gronsveld, ... ) drab || droesem || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
droge koe manse koe: mās kō (Gronsveld) Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73] I-11
drogen, droog worden (van gemaaid gras) afsterven: ǭfštęrvǝ (Gronsveld), drogen: drȳgǝ (Gronsveld) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronkaard zuiplap: zoéplap (Gronsveld) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3