21970 |
duivenmelker |
duivenmelker:
doévemèilker. (Q193p Gronsveld)
|
Duivenliefhebber.
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
duivenslag:
doévesjläog (Q193p Gronsveld)
|
Inrichting waardoor duiven hun hok wel vrij kunnen binnengaan, maar er niet zelf uit kunnen komen.
III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
zij:
zieje (Q193p Gronsveld),
ziéje (Q193p Gronsveld)
|
duivin || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
döl (Q193p Gronsveld),
duizelig:
duuzelig (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld),
verduizeld:
verduuseld (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)]
III-1-2
|
18008 |
duizeling, duizeligheid |
duizeling:
duzeling (Q193p Gronsveld)
|
Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24312 |
duizendpoot |
duizendpoot:
doézendpoet (Q193p Gronsveld),
WLD
doezendpoet (Q193p Gronsveld)
|
duizendpoot || duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20045 |
duizendschoon |
jonkfertje:
dianthus barbatus
jeunkferke (Q193p Gronsveld)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.)
III-2-1
|
21794 |
dulden |
verdragen:
verdräoge (Q193p Gronsveld)
|
iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20721 |
dun sneetje brood |
flatsje:
fletske (Q193p Gronsveld)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34239 |
dunne melk |
blauwe melk:
blau̯w mɛlǝk (Q193p Gronsveld)
|
Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74]
I-11
|