e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
unster pondel: pungel (Grubbenvorst) unster (balans) [SGV (1914)] III-3-1
vaars maal: mǭl (Grubbenvorst) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelslet: sxōtəlsleͅt (Grubbenvorst) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vademen vamen: vē̜mǝ (Grubbenvorst) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader papa: pappa (Grubbenvorst), vader: vader (Grubbenvorst, ... ), vadər (Grubbenvorst) (vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] III-2-2
vagevuur vagevuur: vageveur (Grubbenvorst) vagevuur [SGV (1914)] III-3-3
vallen vallen: valle (Grubbenvorst) vallen [SGV (1914)] III-1-2
vals vals: valsch (Grubbenvorst) valsch [SGV (1914)] III-1-4
van veren wisselen ruizelen: rȳzǝlǝ (Grubbenvorst) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vàngə (Grubbenvorst) vangen [DC 02 (1932)] III-1-2