24300 |
dier, beest |
dier:
deer (L249p Grubbenvorst)
|
dier [SGV (1914)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
dij:
dij (L249p Grubbenvorst),
dije (L249p Grubbenvorst)
|
dij [SGV (1914)] || dijen [SGV (1914)]
III-1-1
|
24899 |
dinsdag |
dinsdag:
dinsdaag (L249p Grubbenvorst),
ik kŏŏm Dinsdig (L249p Grubbenvorst)
|
dag; dinsdag [N 07 (1961)] || Dinsdag [ik kon ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
31706 |
dissel |
disselboom:
desǝlbǫu̯m (L249p Grubbenvorst)
|
Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut één van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.]
I-13
|
22382 |
dobbelsteen |
dobbelsteen:
dobbelstein (L249p Grubbenvorst)
|
dobbelsteen [SGV (1914)]
III-3-2
|
22415 |
dobber |
dobber:
dobber (L249p Grubbenvorst)
|
dobber [SGV (1914)]
III-3-2
|
20332 |
dochter |
blaag:
ook wel: -
blaag (L249p Grubbenvorst),
dochter:
dochter (L249p Grubbenvorst, ...
L249p Grubbenvorst),
maagdje:
mechje (L249p Grubbenvorst, ...
L249p Grubbenvorst,
L249p Grubbenvorst),
megjə (L249p Grubbenvorst)
|
(dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18252 |
doek |
doek:
dook (L249p Grubbenvorst, ...
L249p Grubbenvorst)
|
doek [SGV (1914)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
de goal (L249p Grubbenvorst)
|
Het doel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
keeper (L249p Grubbenvorst)
|
Doelverdediger. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|