e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kletsen [zwetsen] zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zwetse (Grubbenvorst) zwetsen [SGV (1914)] III-3-1
kletswijf klappei: klappei (Grubbenvorst) klappei [SGV (1914)] III-3-1
klikspaan aandrager: aandraeger (Grubbenvorst), flikflooier: flikvlooier (Grubbenvorst), klepperd: kleppert (Grubbenvorst), kletsspaan: kletspaan (Grubbenvorst), kontenkruiper: kontekruuper (Grubbenvorst) klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)] III-3-1
klit klits: kletse (Grubbenvorst) klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3
kluit aarde kluit: klūt (Grubbenvorst) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: klŏŏwe (Grubbenvorst) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knecht knecht: eine niejeknech (Grubbenvorst) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knɛx (Grubbenvorst) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen knijpen: kniepe (Grubbenvorst) knellen [SGV (1914)] III-1-2
kneuzen butsen: bötse (Grubbenvorst) blutsen [SGV (1914)] III-2-3